het oneens zijn (v) (onenigheid) | disentir (v) (onenigheid) |
het oneens zijn (v) (algemeen) | estar en desacuerdo (v) (algemeen) |
het oneens zijn (v) (onenigheid) | discrepar (v) (onenigheid) |
het oneens zijn (v) (onenigheid) | estar en desacuerdo (v) (onenigheid) |
het oneens zijn (v) (persoon) | estar en desacuerdo (v) (persoon) |
het oneens zijn (v) (persoon) | discrepar (v) (persoon) |
het oneens zijn (v) (onenigheid) | no estar de acuerdo (v) (onenigheid) |
het oneens zijn (v) (persoon) | desconvenir (v) (persoon) |
het oneens zijn (v) (onenigheid) | desconvenir (v) (onenigheid) |
het oneens zijn (v) (persoon) | no estar de acuerdo (v) (persoon) |
het oneens zijn (v) (persoon) | disentir (v) (persoon) |